In de wet zijn strenge normen voor de drinkwaterkwaliteit vastgelegd. Bijvoorbeeld welke maximale temperatuur kraanwater mag hebben, wat het minimale zuurstofgehalte is en hoeveel ijzer, zout en natrium mag voorkomen.
Ook is voor een groot aantal stoffen de maximale toegestane concentratie beschreven. Deze concentratie verschilt per stof en varieert van milli- tot nanogrammen per liter drinkwater. Eén milligram is 0,001 gram en één nanogram is 0,000000001 gram.
Deze normen vallen onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het ministerie laat zich hierbij adviseren door deskundigen, zoals de Gezondheidsraad, het RIVM en KWR Watercycle Research Institute. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zorgt voor het toezicht op de naleving van de regelgeving.
Bij het onderzoek en het vaststellen van de normen en richtwaarden houden het ministerie en de onderzoekinstellingen rekening met de meest kwetsbare inwoners van ons land, zoals zwangere vrouwen, pasgeboren baby’s en ouderen. Ook kijken onderzoekers op welke manieren het lichaam deze stoffen nog meer binnenkrijgt, bijvoorbeeld via de lucht en via voeding, om zo te bepalen wat nog toelaatbaar is via drinkwaterconsumptie.
Extra voorzichtig zijn de onderzoekers bij nieuwe stoffen in het milieu zoals bepaalde chemische stoffen of geneesmiddelen, waarnaar nog volop onderzoek wordt gedaan. Dan kan het mogelijke effect van de stof op de gezondheid en het bepalen van de locaties waar de stof voorkomt nog onduidelijk zijn. Bij enige onzekerheid over het mogelijke effect op de gezondheid, worden extra veiligheidsmarges in de norm of richtwaarde ingebouwd. Dit wordt het voorzorgsprincipe genoemd.
In het Drinkwaterbesluit zijn verschillende normen opgenomen.